Flexibel onderwijs in 2030: een blik vanuit 2013


Recent schreef ik al een artikel waarin er vooruitgeblikt werd richting flexibel onderwijs in 2030 door Gijsbertse (2020). Maar hij was niet de eerste, en ook zeker niet de laatste. Zeven jaar eerder werd hij voorgegaan door Peter van ’t Riet (Van ’t Riet, 2013) die een boek schreef over verschillende aspecten die hij voorspelde voor het onderwijs in 2030. In een van de hoofdstukken ging hij in op wat destijds ‘flexibel vraaggereguleerd’ onderwijs werd genoemd. In één van de andere hoofdstukken ging hij specifiek in op onderwijslogistiek, iets wat toen nog een minder bekende term was. In deze blogpost ga ik nader in op zijn artikel over flexibel onderwijs.

Flexibel onderwijs

Van ’t Riet betoogt in zijn boek dat ‘vraaggestuurd of vraaggereguleerd onderwijs een andere onderwijslogistiek vereist dan …van traditioneel aanbodgestuurd onderwijs.’ Hij had het ook toen al over meer zeggenschap geven aan de student. Hij beschouwt vraaggereguleerd onderwijs als een vorm van flexibel onderwijs. Flexibel onderwijs is dan de overkoepelende term voor ‘al die onderwijsvormen die het onderwijs bevrijden uit zijn starre, in meerjarencycli vastgelegde organisatievormen…. Uit zijn woordkeuze blijkt dat hij een voorvechter is van flexibel onderwijs.

De definitie die hij hanteert is even simpel als die van het woordenboek:

Flexibiliteit verwijst vooral naar de mogelijkheid het onderwijs op een relatief eenvoudige wijze te kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden. … maar de term ‘flexibiliteit’ geeft niet per se aan dat het dient te gaan om “rekening houden met de opleidingswensen en opleidingsmogelijkheden van de student”.

Van ’t Riet (2013, p.170)

Vanuit de onderwijskunde en de maatschappij zijn er destijds drie trends waar te nemen waar flexibel onderwijs bij aan kan sluiten:

  1. Emancipatie van het individu. Er komen steeds meer studenten en ze komen uit steeds meer verschillende omgevingen en hebben verschillende achtergronden. Er is hierdoor ook steeds meer te kiezen, en er zijn meer concurrenten.
  2. Differentiatie van de arbeidsmarkt. Er is meer behoefte aan breder opgeleide studenten en ook aan specialistischer opgeleide studenten. Kennis alleen is niet meer voldoende, competenties, samenwerken, communicatie en praktijkervaring zijn eveneens van belang op de arbeidsmarkt.
  3. De opkomst van ICT. Hierdoor is kennis ook minder belangrijk, althans niet het memoriseren daarvan. Andere vormen van onderwijs zijn mogelijk, waardoor onderwijs beter aan kan sluiten bij individuele leerbehoeften.

Het is goed dat Van ’t Riet ruim de tijd nam tussen het schrijven van het boek en de voorspelde veranderingen. Nu, 10 jaar na dato, is er immers nog niet heel veel veranderd. Als ik de bovenstaande drie punten nog eens aan kan halen:

  1. Emancipatie van het individu. In coronatijd (2019-2022) zijn we gaan zien dat er nog meer individualiteit ontstaat en dat de diversiteit van de student nog groter kan worden, zeker in combinatie met ‘de opkomst van ICT’. Het aantal concurrenten is ook nog groeiende, en je kunt tegenwoordig op steeds meer (online) opleidingen certificaten en diploma’s behalen.
  2. Differentiatie is nog steeds aan de orde. De opvatting dat we studenten van nu opleiden voor beroepen die nog niet eens bekend zijn, wordt steeds breder gedragen.
  3. De opkomst van ICT. Het blijft maar op komen. Een heel actueel voorbeeld is hoe AI de taak van studenten en scholieren overneemt: de chatbot ChatGPT wordt zowel geroemd als gevreesd. Het onderwijs verandert en moet ook gedwongen anders, als zelfs het compileren van werkstukken, naast het aanbieden van kennis, door de computer overgenomen kan worden.

Anno 2023 zijn de maatschappelijke trends van 2013 nog steeds aanwezig en ook nog steeds een trend, al weet ik niet of je daar na 10 jaar nog van mag spreken. Hoewel dit er dus al (minimaal) 10 jaar is, heeft het er niet toe geleid dat het onderwijslandschap drastisch is veranderd. Althans niet van de gevestigde instituten. Er komen meer en meer online spelers bij die makkelijk inspelen op de veranderende samenleving. Maar de gevestigde instituten blijven wat dat betreft achter en lijken stil te staan. Dit wordt wellicht ook versterkt door wet- en regelgeving, zoals ook in deze blogpost te lezen is.

Vraaggereguleerd onderwijs

Van ’t Riet (2013) kiest in zijn hoofdstuk specifiek voor de term ‘vraaggereguleerd’ in plaats van ‘vraaggestuurd’ omdat dat laatste zijns inziens te veel de indruk geeft dat de student echt alles bepaalt, terwijl bij ‘vraaggereguleerd’ onderwijs er nog steeds uitgegaan wordt van een vast onderwijsaanbod. Om vraaggereguleerd onderwijs te definiëren verwijst hij naar de volgende referentie:

“Demand-driven education is a form of education that allows learners to make decisions or judgments about education activities, the sequence and content of these ectivities, didactic elaboration, projects in which they will participate and which courses to attend; thus about what, when and how learning will occur.”

Citaat van van Andel (2012, als geciteerd in Van ’t Riet, 2013).

Met behulp van bovenstaande, ontstaat er (veel) keuzeruimte voor studenten en kan er een variëteit aan studieroutes ontstaan. In zijn hoofdstuk over flexibel onderwijs gaat Van ’t Riet (2013) ook in op misconcepties rondom vraaggereguleerd onderwijs.

  1. Studenten kunnen geen onderwijs kiezen wat voor hen relevant is. Doordat kennis overal beschikbaar is, kunnen studenten wellicht beter op relevante kwesties inspelen dan de docenten. Daarnaast, zo stelt Van ’t Riet, vereist de beroepspraktijk ook dat er keuzes gemaakt moeten worden. Studenten kunnen bovendien, zo blijkt uit aangehaald onderzoek, rationele en zelfstandige keuzes maken, mits de informatie die de opleiding verschaft vindbaar is en begrijpelijk is beschreven. Ook wordt self-empowerment genoemd als een voordeel van de student zelf laten kiezen.
  2. Onderwijsgereguleerd onderwijs is niet uitvoerbaar. Het is niet te organiseren, en ook niet te betalen. Terecht wordt hier verwezen naar minoren op de universiteit, als een voorbeeld van uitvoerbaar én betaalbaar onderwijsgereguleerd onderwijs.
  3. Studenten hebben geen behoefte aan vraaggereguleerd onderwijs. Er is hier echter weinig bewijs voor, met een pilot in 2007-2008 konden studenten minoren volgen bij andere onderwijsinstellingen en dat deden ze wel.

Ik had hierboven bij de drie trends ook al een sprong gemaakt van 10 jaar naar nu, anno 2023. En dat ga ik hier opnieuw doen. Want wat deed het pijn aan mijn ogen om te lezen dat we nu precies dezelfde stappen herhalen als die we toen al zetten en gezet hadden? Opnieuw zijn we met pilots aan het kijken of we studenten (delen) op andere hoger onderwijsinstellingen onderwijs kunnen laten volgen. Er wordt nog steeds getwijfeld en zelfs afgewezen op basis van de uitvoerbaarheid, terwijl dit nog nooit een gefundeerd probleem is gebleken. En dan ook nog de eindeloze vraag of studenten wel (goede) keuzes kunnen maken? We laten ze toch ook al kiezen voor een profiel in 4-havo? Ze worden ook geacht om allerlei keuzes te maken op maatschappelijk, ecologisch en politiek vlak, maar ze kunnen niet kiezen voor hun eigen leerpad? We werken al decennialang aan Leven Lang Leren, maar we denken dat we alleen kunnen kiezen wat we moeten leren als we de 30 gepasseerd zijn?

Conclusie

De conclusie van Van ’t Riet (2013) volgt na nog een uitgebreide uitleg over verschillende vormen van vraaggereguleerd onderwijs. Op deze vormen ga ik nog in, in een andere blogpost. Opvallend genoeg sluit hij af met het benoemen dat vraaggestuurd onderwijs succesvol zal verlopen wanneer de juiste kaders opgesteld worden in het hoger onderwijs, en dat er wordt toegezien of deze kaders en bijbehorende normen de juiste zijn. Ik schrijf opvallend genoeg omdat dit iets is wat ik nu ook nog steeds adviseer in de dagelijkse praktijk. Om flexibel onderwijs te kunnen organiseren (en aanbieden) heb je duidelijke kaders nodig.

Ik kan op basis van het bovenstaande geen andere conclusie trekken dan dat we in 10 jaar eigenlijk geen stap dichterbij flexibel onderwijs zijn gekomen. Interessant? Eigenlijk wel. Wat heeft ons tegengehouden? Wat heeft er voor gezorgd dat de misconcepties nog steeds prevaleren? Wanneer gaan we wel meer luisteren naar de student en de vraag van de student? Of is er eigenlijk iets anders wat ons tegenhoudt om te veranderen, maar hebben we dat nog niet benoemd of durven te benoemen?

Van ‘t Riet, S. P. (2013). Slimmer in 2030: Geschiedenis en toekomst van het hoger onderwijs in Nederland. VU University Press.


Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *